14 mei 2024
Glijdt waterstof van het voetstuk?
Lange tijd leek groene waterstof de ideale oplossing om de energiebehoefte op een klimaatvriendelijke wijze in te vullen. Met enkele aanpassingen aan infrastructuur en installaties kan waterstof de rol van aardgas overnemen, was de gedachte. Ook in de zware mobiliteit, waar accu’s geen uitkomst bieden want te log en te beperkt, zag men een grote rol voor waterstof weggelegd. Tenslotte is waterstof de redder in nood als het langere tijd donker en windstil is. Waterstof, opgeslagen in zoutkoepels, kan dan in gascentrales worden gebruikt om CO2-vrije elektriciteit te maken. Dit fraaie toekomstbeeld vereist wel dat enkele hobbels worden genomen, zoals veel lagere productiekosten voor groene waterstof en grote hoeveelheden laag geprijsde groene elektriciteit. Daarvoor zou schaalvergroting, technologische vooruitgang bij elektrolyse en de bouw van giga-windparken op zee nodig zijn.
Zoals het er nu uitziet, is bij het gangbare toekomstbeeld voor waterstof onvoldoende rekening gehouden met technologische vooruitgang bij ‘concurrerende’ technieken. Zo worden accu’s snel sterker en lichter, waardoor ook zwaar transport rechtstreeks elektriciteit kan gebruiken, wat veel energie-efficiënter is dan de route via waterstof. Dat geldt ook voor industriële processen die hoge temperaturen vergen, waarvan tot voor kort gedacht werd dat die niet zonder gas zouden kunnen. Rechtstreeks toepassen van elektriciteit is volgens de Europese Commissie het meest kostenefficiënt en zou in 2050 zo’n 62% van de finale energiebehoefte van de industrie kunnen invullen, een verdrievoudig ten opzichte van het huidige aandeel van ongeveer 20%. De Amerikaanse milieuautoriteit EPA heeft zelfs afstand genomen van het idee om dalen in de productie van duurzame elektriciteit op te vangen met gascentrales op waterstof, want te duur.
In plaats van waterstof te zien als een universele oplossing, verschuift de aandacht naar zo veel mogelijk rechtstreeks toepassen van elektriciteit, aangevuld met vraagrespons, hoge temperatuur warmteopslag en long duration energy storage om donkere & windstille periodes door te komen. Groene waterstof zal vooral een rol gaan spelen daar waar het als grondstof of reactant wordt toegepast, zoals bij de productie van kunstmest en ontzwavelen van olieproducten. Omdat een deel van de benodigde waterstof geïmporteerd zal worden in de vorm van waterstofdragers, zoals ammoniak of methanol, ligt het voor de hand deze waterstofdragers direct in productieprocessen in te zetten en de energievretende conversie terug naar waterstof over te slaan.
Of waterstof überhaupt van het voetstuk glijdt, valt nog te bezien. Voorlopig gaan overheden en sleutelpartijen door op de ingeslagen weg. Bijvoorbeeld in Hoogeveen, waar Rendo wil experimenteren met distributie van waterstof ten behoeve van huishoudens. Zo’n distributie blijkt in Duitsland bijna dubbel zo duur dan het transport van aardgas en tientallen studies hebben al aangetoond dat waterstof voor huishoudens weinig zinvol is. De belangstelling voor waterstof lijkt er niet minder door te worden. Het kan dus heel goed zijn dat waterstof toch een hoofdrol gaat spelen, maar met mogelijk een duurdere energievoorziening als gevolg dan als overheden volop zouden inzetten op elektrificatie.
Gretig meeregelen brengt netintegriteit in gevaar
In de nieuwsbrief van april jl. is ingegaan op de risico’s die netgebruikers lopen als ze hun productie en/of verbruik van elektriciteit real-time aanpassen om te kunnen profiteren van (extreem) lage of hoge onbalansprijzen. Immers, als TenneT in de loop van een kwartier van regelrichting moet veranderen, kan verwachte forse winst omslaan in verlies. Die situaties, aangeduid als regeltoestand 2, komen steeds vaker voor. Dat heeft alles te maken met de relatieve eenvoud van het inspelen op de actuele informatie over inzet en prijzen die TenneT van minuut tot minuut publiceert. Als TenneT afregelt (dus overschotten verkoopt) bij negatieve prijzen (dus bij de verkoop geld toe geeft) kunnen bijvoorbeeld beheerders van zonneparken onmiddellijk het hele park stilleggen. Als dat bij meerdere parken gebeurt, kan een overschot snel omslaan in een tekort en moet TenneT als de wiedeweerga elektriciteit gaan bijkopen. Tot voor kort was dat vooral slecht nieuws voor de deelnemers aan dit zogenaamde passief balanceren, want in plaats van geld toe kan het zijn dat er juist voor de afgenomen elektriciteit betaald moet worden. Echter, inmiddels vormt het al te gretig meeregelen ook voor TenneT een groot en urgent probleem.
Als de zon schijnt, brengt elektriciteit op de dag-vooruit beurs steeds minder op. Gemiddeld ligt de prijs op zonnige uren zelfs ruim onder de zogenaamde SDE-basis energieprijs. Oftewel, de prijs ligt lager dan het niveau waar beneden de SDE-subsidie per MWh niet meer toeneemt om het gat tussen kosten en opbrengsten te dichten. Geheel geautomatiseerd en volledig afschakelen van zonneparken zodra TenneT geld toegeeft bij onbalans, is derhalve een meer dan welkome aanvulling op de inkomsten. Daarentegen ziet TenneT de integriteit van het transportnet in gevaar komen doordat abrupt grote vermogens wegvallen. TenneT heeft daarom tal van aangeslotene en BRP’s op de gevaren gewezen en verzocht om in plaats van plotsklaps afschakelen, dat geleidelijk te doen, gespreid over minimaal vijf minuten. Dat geeft TenneT meer tijd om vermogen op te regelen als de passief balanceerders te ver doorschieten bij het afregelen.
TenneT bezint zich op structurele maatregelen om de uitwassen van het passief meeregelen tegen te gaan, zonder daarbij het maatschappelijk waardevolle meeregelen al te zeer te ontmoedigen. Of de oproep om op vrijwillige basis geleidelijke af te schakelen zoden aan de dijk zet, valt overigens nog te bezien. Of afschakelen interessant is, kan vaak pas rond minuut 8 van een lopend kwartier worden vastgesteld. Bij onmiddellijk afschakelen zijn er dan nog hooguit 7 minuten over om van de lage prijzen te profiteren. Als zonneparken dan het afschakelen over vijf minuten moeten spreiden in plaats van abrupt afschakelen, dan neemt het volume waarover verwacht wordt geld toe te krijgen, zowat met de helft af, dus niet bepaald aantrekkelijk.
Overigens werken de netbeheerders aan het koppelen van de Nederlandse balanceringsmethodiek aan de Europese inkoopplatforms Picasso (=regelvermogen) en Marit (=handmatige reservevermogen). Die gelegenheid willen ze gebruiken om een forse schaarste component aan de onbalansprijzen toe te voegen. Onbalans wordt dan duurder om flexibiliteit te ontsluiten, maar dat maakt, afhankelijk van de vormgeving, passief meeregelen juist aantrekkelijker. Omdat de beoogde werkwijze significante gevolgen voor aangeslotenen kan hebben, heeft ACM het ontwerpbesluit ter consultatie gepubliceerd. Reageren kan tot 28 mei.
Marktprijzen
In de eerste helft van april zat er weinig beweging in de olieprijzen die tegen 90 USD/bbl aandrukten. In de tweede helft daalde de prijs richting 86 USD/bbl, onder andere omdat de gevreesde escalatie van geweld in het Midden-Oosten vooralsnog lijkt uit te blijven. Eind april, begin mei verschoof de aandacht naar de Amerikaanse inflatie en rentestanden en het effect daarvan op de vraag naar olie. Met goed gevulde opslagen en vrees voor afvlakkende vraag, daalde begin mei de prijs voor Brent tot net beneden 84 USD/bbl.
Net als olie, was de prijs voor API2 steenkool in de eerste helft van april redelijk stabiel en daalde die in de tweede helft van pakweg 122 USD/ton naar zo’n 110 USD/ton voor levering 2025 en een dikke 100 USD/ton voor levering in mei 24. Echter, anders dan olie, stegen de kolenprijzen begin mei juist enkele dollars per ton, mogelijk omdat de G7 de deur op een kier heeft gezet om het gebruik van kolen minder rap af te bouwen.
De prijs van emissierechten steeg in de eerste helft van april fors, van zo’n 58 EUR/ton naar 74 EUR/ton. In de tweede helft van april daalde de prijzen naar het niveau van 66 tot 68 EUR/ton, met neerwaartse druk vanwege de snelle daling van de CO2-intensiteit van de elektriciteitsproductie.
De termijnprijzen voor elektriciteit volgenden in april de gasprijzen op de voet: stijging in de eerste helft, daling in de tweede helft met afvlakking in de laatste weken. Levering 2024 basislast beweegt tussen 80 en 83 EUR/MWh. Levering in het volgende kwartaal is met een kleine 70 EUR/MWh aanmerkelijk goedkoper.
Onder andere door problemen bij Amerikaanse export van LNG, zaten de gasprijzen in de eerste helft van april in de lift. Halverwege de maand sloeg de richting om en daalde de prijs voor levering 2025 weer tot beneden 34 EUR/MWh en levering volgende kwartaal tot beneden 30 EUR/MWh. De relatief hoge buitentemperaturen en goed gevulde opslagen droegen bij aan die dalingen.