Traditionele elektriciteitscentrales zijn bijna altijd in de gelegenheid elektriciteit te produceren. Bovendien is er weinig verschil tussen de maximum capaciteit en de hoeveelheid elektriciteit die centrales onder normale omstandigheden op het net (kunnen) zetten. Door die kenmerken is het logisch dat netbeheerders van oudsher bij de aanleg van transportnetten rekening houden met de maximum productiecapaciteit en door dubbele uitvoering een zeer hoge transportzekerheid bieden. Die werkwijze is sinds de liberalisering verankerd in de wet- en regelgeving, maar begint nu steeds meer te knellen. Bij zonneparken wordt bijvoorbeeld gerekend met een ‘load factor’ van slechts 11%, oftewel zo’n 950 uur productie per jaar in vollast-equivalent. Daarbij komt dat het verschil tussen de doorsnee productie en de maximum productie heel groot is. Netbeheerders willen daarom af van de verplichting om, dubbel uitgevoerd, de maximum productie te kunnen transporteren, want dat is veel te duur en bovendien slecht besteed geld. Die hoge kosten zonder veel baten kunnen het draagvlak voor de energietransitie aantasten en dat willen de netbeheerders voorkomen. Bij de presentatie van de jaarcijfers 2018 breken daarom zowel landelijk netbeheerder TenneT als regionale netbeheerder Enexis een lans voor een betere balans tussen betaalbaarheid, leveringszekerheid en duurzaamheid en roepen op om vooral in te zetten op innovaties en slimmer gebruik van transportnetten.
Vraagresponse: makkelijker gezegd dan gedaan
Hogere afkoopsom voor nieuwe vaste contracten
Provincie Groningen adviseert sluiting gasveld per 1 oktober