Dinsdag 2 oktober is de najaarsronde voor het aanvragen van subsidie voor de productie van duurzame energie gestart. Net als in de afgelopen rondes is voor deze zogeheten SDE+ weer zes miljard euro beschikbaar voor subsidie, die in de loop van de komende 15 jaar wordt uitbetaald. Projecten waarmee relatief goedkoop energie kan worden geproduceerd, mogen als eerste een aanvraag indienen. Als er dan nog budget over is, zijn duurdere projecten aan de beurt. De volgorde van aanvragen is belangrijk, want het welbekende principe van op=op is van toepassing. Op die manier wil de regering stimuleren dat vooral kostenefficiënte projecten worden gesteund. Dat is echter eenvoudiger gezegd dan gedaan. Zo is bijvoorbeeld windenergie aan de kust veel goedkoper dan windenergie in het windarme binnenland. Om toch windenergie in het binnenland te steunen, heeft de regering aparte categorieën gecreëerd voor projecten in windarme gebieden zodat ook windturbines in Limburg kans maken op subsidie.
Aan het proces van toesnijden van de subsidieregeling op de behoefte van specifieke projecten lijkt voorlopig geen einde te komen. Een meerderheid in de Tweede Kamer wil namelijk een aparte regeling voor geothermie ten behoeve van stadsverwarming. Voor geothermie zijn dure putten nodig waaruit vervolgens relatief goedkoop warmte gewonnen kan worden. Dat is vooral aantrekkelijk als daar een groot deel van het jaar van kan worden geprofiteerd. Geothermie wordt daarom vooral toegepast in de glastuinbouw. De Tweede Kamer wil de regeling echter zodanig veranderen dat geothermie ook financieel aantrekkelijk wordt voor stadsverwarming. Dat houdt waarschijnlijk in dat de subsidie per eenheid energie omhoog moet, omdat de hoge vaste kosten van geothermie bij stadsverwarming met relatief weinig uren moeten worden terugverdiend.
ACM beëindigt de volumekorting voor de grootindustrie
Nauwelijks kostenefficiënte alternatieven voor CCS
Voor het eerst: bird curtailment